Uw wijze van medewerking aan de komst van een AZC in de binnenstad heeft ons verbaasd. Zeker in het licht van verbindend bestuur dat centraal staat in het coalitieakkoord. Want u heeft betrokken omwonenden wel informatie gegeven, maar geen inspraak. Misschien doet het door u gevoerde proces wel recht aan een andere opvatting in het coalitieakkoord: een bestuur dat zich kwetsbaar opstelt. Dat lijkt ons hier wel gelukt, maar kan toch niet de bedoeling zijn. Kwetsbaar opstellen lijkt ons een middel en geen doel: een middel om in dialoog met de inwoners tot betere oplossingen te komen dan de gemeente in eerste instantie bedacht had. Die dialoog is, er stellen wij vast, niet geweest.
Zó hebben wij gekeken naar uw met het COA gesloten bestuursovereenkomst en daarover hebben wij dan onderstaande vragen. Over wat er wel in staat maar zeker ook over wat er niet in staat. Uw antwoorden zouden eventueel wel de eerder aan u gemelde zorgen omtrent risico’s voor leefbaarheid en veiligheid kunnen verminderen.
1. Hoofdstuk II, Artikel 2, lid 2: Wat zijn ‘pol- en prepolplaatsen’ ? Wat betekent daarin: ‘en enkel als AZC te fungeren’ ?
2. Hoofdstuk III,
a. Artikel 6, lid 1: Meldt het COA voorkomende gevallen ook aan de beheergroep ? Gaat de gemeente zelf haar verantwoordelijkheid krachtens de Wet Publieke Gezondheid ook nemen, los van het COA ?
b. Artikel 7, lid 1: Legt het COA het bedrijfsnoodplan ook voor aan de beheergroep ?
3. Hoofdstuk IV,
a. Artikel 8, lid 4: Zijn omwonenden en stakeholders dezelfden als in de beheergroep ?
b. Artikel 10,
i. § Lid 1: Komt er een protocol dat de samenstelling, taken en bevoegdheden van de beheergroep vastlegt ?
ii. § Lid 5: Waarom is het openbare orde overleg geen onderwerp voor de beheergroep ?
4. Hoofdstuk V, Artikel 11,
a. Lid 2: Is, door dit artikel op te nemen in een verlengde overeenkomst, een verlenging voor onbepaalde duur daarmee mogelijk ? Had er niet ‘eenmalige verlenging’ i.p.v. ‘verlenging’ moeten staan ?
b. Lid 4: In Artikel 3 en Artikel 4 wordt geen uitkering genoemd; wat behelst die uitkering ?
c. Lid 6: Wat maakt incidenten tot ‘excessen’ ? Wie bepaalt dat ?
5. Hoofdstuk VI, Artikel 12, lid 4: Kan het zijn dat kinderen een ‘status’ krijgen en hun ouders niet ? Wat behelst die ‘status’ dan ? Zijn daar ook kinderen zonder hun ouders ? Wat is hun ‘status’ dan ?
6. Hoofdstuk VII, Artikel 13, Lid 1: Hoe kan het dat de aanwezigheid van het Opvangcentrum een taakverzwaring voor de politie met zich meebrengt ? Moeten omwonenden zich dan toch wel zorgen maken om hun veiligheid ? Gaat het hier wel om vluchtelingen ? Hoe voorkomen het COA en de gemeente dat bewoners van het AZC in contact komen met - c.q. deel gaan nemen aan - de in de omgeving al voorkomende (drugs)criminaliteit ?
Verder zijn er enkele zaken die wij niet in de Bestuursovereenkomst aantreffen maar wij daar wel hadden verwacht. Zoals afspraken over de mogelijke voordelen voor Breda van een AZC in de binnenstad. Onze vragen zijn dan:
Waarom zijn er geen afspraken over werkgelegenheid, voor deze opvang in de binnenstad, voor inwoners van Breda en over dienstverlening door bedrijven in Breda ?
Hoeveel inwoners van Breda werken er inmiddels, voor deze opvang in de binnenstad, voor het COA ?
Hoeveel bedrijven uit Breda werken, c.q. hebben inmiddels gewerkt voor c.q. hebben geleverd aan het COA ? Wat is de omvang van die diensten en leveringen ?
Krijgt de gemeente Breda een vergoeding voor de kosten die zij onvermijdelijk zal moeten maken voor de uitvoering van flankerend beleid en zo ja, wat is die vergoeding ? Bij flankerend beleid denken wij aan het bieden en begeleiden van activiteiten buiten het AZC, zoals onderwijs, sport, vrijwilligerswerk, inzet bij evenementen etc. Hoe denkt U daarover ?
Tot slot kunnen wij ons voorstellen dat de gemeente, door medewerking aan de tijdelijke vestiging van een AZC in de binnenstad, goodwill heeft opgebouwd bij de landelijke overheid in het algemeen en de Rijksgebouwendienst in het bijzonder. Dat moet toch in het voordeel van de gemeente werken bij de herbestemming van De Boschpoort na vertrek van het AZC. Hoe denkt het college daarover ?
In afwachting van uw antwoorden,
Met vriendelijke groet,
Ton Noorhoff
Raadscommissielid voor Breda’s Ondernemers en Ouderen Belang BOB